Thomas Mann en vrouwen om hem heen
Recensie
Vrouwen met een wil
Thomas Mann en de levensdrang
Margreet Den Buurman, Vrouwen rond Thomas Mann, Julia de Silva-Bruhns, Ida Boy-Ed, Hedwig Dohm, Hedwig Pringsheim, Katia Mann, Erika Mann, Agnes E. Meyer. Uitgeverij ASPEKT 2021; 185 pp. 19,95 €
Lijkt alles al geweten over Thomas Mann, dan laat
Margreet den Buurman zien dat uitgebreid onderzoek doen naar het leven van een
schrijver, een wereldbekend schrijver nog altijd boeiend kan blijken, maar
vooral laat het toe een epoche te onderzoeken, die nu al eens over het hoofd
wordt gezien. Gaat het over de eeuw van de vrouw, dan kan evengoed gedacht
worden dat deze vrouwen die in het essay de revue passeren, hun tijd niet
ondergingen, er zelf hun stempel op drukten.
Weinig biografieën over Thomas Mann gaan voorbij aan
de Braziliaanse moeder van Thomas Mann, die met het handelsverkeer van de
vaderstad in Lübeck terecht was gekomen en huwde met senator Thomas Heinrich Mann, handelaar in granen en
als senator bevoegd voor economie. Julia Da Silva Bruhns was als zijn echtgenote
lid van de notabele klasse en tegelijk een buitenstaandster, zo blijkt na de
plotse dood van Thomas Mann sr. Zij bracht kunst in het handelshuis, muziek en
literatuur, talen ook. Het valt op dat we ons moeilijk kunnen indenken dat een
kostschool echt iets betekenen kon voor een meisje en jonge vrouw. Het gaat
erom dat men nog steeds wel de idee koestert dat meisjes opgevoed werden om moeder
te worden, maar al in de oudheid waren er vrouwen die op eigen gezag met kennis
en kunde omgingen. Muziek beoefenen werd uiteraard als tijdverlies beschouwd,
maar ja, we moeten toch wat als men personeel ter beschikking heeft,
kamermeisjes, keukenpersoneel en tuinmannen. Bovendien kon een vrouw altijd nog
wel salon houden waar (jonge) mannen komen schitteren met spitse weetjes en
witz. Thomas Mann en zijn vier jaar oudere broer Heinrich werden geacht hun
levenstaak te zien in de voortzetting van de zaak. Bij de emigratie uit Europa
zien we vooral de beweging naar Noord- en Zuid-Amerika, maar er kwamen ook
mensen terug, omdat het leven er nog ongenadiger bleek, zoals de moeder van
Julia da Silva en zijzelf moest ervaren, want haar moeder stierf toen bij de bevalling
van een zesde kind, wat overigens nog frequent voorviel. De vader bracht zijn
kinderen terug naar Lübeck, waar ze opgroeiden bij diens moeder. Het gemis van
de moeder en uiteindelijk de vader, die na een kort verblijf in zijn thuisstad
terugkeerde naar zijn plantages in Brazilië, heeft Julia getekend, ook en
vooral in de zorg voor haar kinderen. Ze bracht hun muziek bij, wat ook bij Thomas
Mann in vruchtbare aarde viel. De aandacht voor kunst was iets wat wel meer
vrouwenfiguren in de romans van de Nobelprijswinnaar kenmerkte, hoewel hij met
Tony, de zus van senator Buddenbrook – uit de gelijknamige roman – een wat
complexer figuur neerzette, dat op zoek ging naar de geschikte positie in de
samenleving. Zij hoorde iemand zeggen dat de familie Buddenbrook achteruitboerde,
terwijl nieuwerwetse zakenlui beter voordeel wisten te halen uit de omstandigheden.
Tony liet zich tweemaal een en ander op de mouw spelden. Een beetje zoals de zoals
de zussen van Thomas Mann had kunnen overkomen. Julia da Silva betekende voor
Mann dat hij niet helemaal was zoals de anderen, net zoals het huis dat zijn vader
liet bouwen aangaf dat zij in de stadsrepubliek een bijzondere plaats bekleedden.
In 1891 stierf Thomas Mann sr., de senator en vroede
vader onverwacht zodat Thomas, Heinrich, Lulu en Clara met Victor als nakomer
hun positie verloren, maar met hun moeder mee- of nareizend, kwamen ze in München
terecht, waar een iets grotere vrijheid leek te hangen, dan in de protestantse
Hanzestad. De invloed van de moeder werd er groter op, maar tegelijk verloor
het gezin de eenheid van voorheen. Moeder Mann was in München rusteloos en
bovendien merkte ze dat Heinrich, na de ruzies met diens vader nu helemaal voor
de literatuur koos en ook Thomas ging dezelfde weg op. Was er eerst veel
samenwerking en samen leven, in Italië dan ontstond er tussen de broers
vervreemding, die met het succes van Thomas, vanaf 1903 (uitgave van De
Buddenbrooks), uitgediept werd. Bovendien leek Heinrich zijn voorliefde voor
volksmeisjes – in de ogen van de stand bewuste Julia da Silva – de vrije loop
te laten. Thomas ontdekte in die tijd dat hij eerder voor de herenliefde te
vinden was en dat zorgde voor een
levenslang conflict, want wenste hij zich boven allerlei verdenkingen te
stellen, dan kon hij zich zijn onvervulde liefdeswensen niet verbergen en daar
schreef hij ook over. Vrouwen konden in zijn leven veel betekenen, maar ze
mochten hem niet te na komen, behalve dan Katia, zijn echtgenote.
Voor zijn vertrek
naar München leerde de gymnasiast Thomas Mann Ida Boy-Ed kennen, die in Lübeck
een dame met enige faam, als schrijfster en ook zij hield salon, waar ook
Heinrich al was gekomen. Ida Boy-Ed zou na het verschijnen van De Buddenbrooks
in de stad een lans breken voor auteur en roman, omdat velen zich geschoffeerd
voelden of zich zelfs erkend. Het is, honni soit qui mal y pense, zoals met Georges
Rodenbach, die dan nog minder uitstaans lijkt te hebben, na “Bruges, la morte”
uitgekreten wordt, terwijl beide boeken in hun verhaallijnen en met telkens een
hoofdrol voor de stad, respectievelijk Lübeck en Brugge, zelf ook weer innig
verbonden met de Hanze, zodat het vreemd blijft dat men zich geneert voor het
verhaal van Mann dan wel Rodenbach. De vergelijking mag vreemd klinken maar men
kan bedenken dat in beider werken met een realistische penseeltoets een ideëel
verhaal wordt verteld, al blijkt Rodenbach dan vooral een symbolistische inslag
mee te geven. Maar ideëel valt er wel een opvallende verwantschap aan te geven
in de aandacht voor het zielenleven en ook dat vrouwen wel hun rol te vervullen
hebben, onder meer als moeder of als bijslaap, in zekere zin kunnen zij de
hoofdrolspeler niet tot gids dienen, al is hun rol opvallender dan gewenst,
zoals de vrouw van Thomas Buddenbrook, de Amsterdamse Gerda Arnoldsen, dochter
van een magnaat en zelf begaafd violiste.
Margreet den Buurman geeft uitvoerig aan hoe de
figuren uit de roman ook in vivo aan Thomas Mann bekend zijn. Toch lijkt Mann
niet de auteur die met opzet figuren zou aanpakken en hun kleine kantjes
eenzijdig uitsmeren. Als hij Christian Buddenbrook als een mislukkeling
presenteert, dan niet zonder zijn talenten te laten blijken als verteller en
entertainer. Men kan daarbij vaststellen dat in de grote gezinnen de kans dat
een zoon of dochter andere en niet gewenste paden opgaat, zoals Erich
Pringsheim, broer van Katia Mann-Pringsheim, maar het is de moeder van Katia en
Erich, die haar zoon naar Argentinië nareist en diens zakelijke belangen behartigd,
zonder goed resultaat want de beste man sterft uiteindelijk vroegtijdig,
wellicht door moord.
Ida Boy-Ed zal in Lübeck een fan blijven van Thomas
Mann, die zoveel jonger hoge ogen gooit in de literatuur schreef zelf ook en
werd rond 1900 ook in heet Nederlands gepubliceerd. Zij had, geboren in 1852,
in het stadje Bergedorf, waar zowel Lübeck als Hamburg zeggenschap over hadden,
van haar vader blijkbaar de literatuur in het bloed, hij was ook hoofdredacteur
van de Spoorwegkrant waarin naast info over technische nieuwsberichten uit de
wereld van de spoorwegen ook literaire stukken, feuilletons en recensies verschenen
die gretig gelezen werden. Onder meer “een reine ziel” verscheen in het
Nederlands, maar hoe de receptie hier was, valt niet uit te maken, maar er was,
zoals ook Orlando Figes vaststelde aandacht voor literaire werken uit andere taalgebieden
in Europa. Daarbij was het verhaal over huis en haard en hoe gezinnen uit
elkaar kunnen vallen een uitverkoren onderwerpen in vele varianten.
Wat mag een vrouw, geboren in 1831 van haar leven
verwachten dan onderdanigheid en gehoorzaamheid? Volg ik discussies over de
hoofddoek en de plaats van moslimvrouwen in hun familiekring en in onze
samenleving in te nemen krijgen, dan bedenk ik me zonder meer dat het hier ook
lang duurde voor vrouwen hun plaats kregen, als het verhaal al af is.
Anderzijds waren er altijd wel vrouwen die dankzij hun vader of anderen nu net
wel de kans kregen hun eigen weg te gaan, maar het was geen geschenk, want
zoals Emilie de Châtelet liet zien, kon ze niet zomaar ondanks haar wiskundige
kennis, uitpakken met haar inzichten, want dat stonden andere vrouwen niet toe.
Het leven is moeilijk. Alette Jacobs, die in het essay ook langskomt, de eerste
gediplomeerde vrouwelijke arts in Nederland, mede door toedoen van Thorbecke,
de minister-president – hier in feite een anachronisme – die wel op meer
vlakken tegen de gevestigde orde inging. Hedwig Dohm ervoer wat het was niet naar
school te mogen gaan en schreef er een opmerkelijke roman over: “Werde, die du
bist” Wie Frauen werden. (1894), een aanklacht over het ontkennen van de
individualiteit van meisjes. Nu kan ik hier ook verwijzen naar mijn moeder, die
zowat 100 jaar later geboren werd en een gelukkige jeugd kende, maar dat ze
niet mocht studeren aan hogeschool of universiteit, heeft haar later niet belet
zoveel mogelijk kennis op te doen, maar zelf wist ze dat er ergens een
systematische grondlaag onvoldoende gelegd werd. Maar zo erg als voor Hedwig
Dohm en haar hoofdfiguur, Agnes Schmidt, werd het niet.
Door haar huwelijk met Ernst Dohm, sinds 1848
hoofdredacteur van Kladderadatsch, dat met satire en humor in het Duitsland na
de (mislukte) Maartrevolutie die in Frankfurt leidde tot een parlement, dat
echter niet tot eensgezindheid kon komen, onder meer over de plaats van
Oostenrijk in een Duitse liberale staat. Hedwig Dohm studeerde buiten het
academische kader, maar via Ernst Dohm kon ze haar kennis van het Spaans en de
Spaanse literatuur versterken en ging ze erover schrijven. Na een verblijf in
Rome als gevolg van financiële besognes van Ernst – faillissement – kwam Hedwig
tot schrijven en naast essays over de zaak der vrouw, onder meer over wat de zielenherders
denken over vrouwen, maar ook een roman en vervolgens succesvolle blijspelen.
Haar naam is in Duitsland niet vergeten, maar haar betekenis voor het feminisme
lijkt hier wel onbekend – wie haar wel nog kent, mag het mij wel aanwrijven,
maar er zijn betere zaken met die kennis te doen. Ze muntte ook de term
antifeminisme en vond dat sommige welstellende vrouwen vooral het behoud van de
verhoudingen tussen de seksen bepleitten. Het valt op dat we van die
belangwekkende beweging tijdens de negentiende eeuw, waarin vrouwen zich
verzetten tegen paternalisme en miskenning van hun talenten domweg weinig
afweten en dat die beweging geen plaats kreeg in de “officiële” geschiedenis.
De Dohms hadden een zoon die voortijdig stierf en vier
dochters, met als oudste Hedwig, die met haar zussen een aardig familieleven
mocht beleven. Hedwig, dochter van trouwde op haar beurt Alfred Pringsheim,
zoon van een spoorweg- en mijnmagnaat uit Silezië, die zelf wiskundige werd en
hoogleraar te München. Ook deze vrouw vond dat vrouwen zichzelf dienden te
ontwikkelen, maar er zit enige ironie in het verhaal want al wilde ze zelf wel behoorlijk
onafhankelijk zijn, door het huwelijk met de meer dan welstellende Pringsheim,
kreeg ze veel in de schoot geworpen.
Vier zonen en Katia, zo zag hun gezinsleven eruit, maar Hedwig Pringsheim heeft
nooit de dagelijkse kost hoeven te bereiden noch de kamers te doen of ander
huishoudelijk werk. Na de verhuis naar het paleis aan de Arcisstraat kon men om
de welstand niet heen. Toch kende het gezin de gewone problemen van zeer
welstellende gezinnen, want de oudste zoon, Erich, slaagde niet zo goed op
school en in het leven, trok naar Argentinië, op vraag van de familie, maar kon
ook daar aan zijn demonen niet ontkomen. Hoe kan men dan begrijpen dat de
andere kinderen eerder wel een goed leven wisten uit te bouwen, als hoogleraren
en de derde werd archeoloog. Bij de Manns, het gezin van Thomas en Katia was
het bijna net zo, in die zin dat de jongere kinderen zoals Golo, Monica,
Elisabeth en Michaël leken meer het spoor van het burgerlijke bestaan te
volgen, terwijl de twee oudsten, Erica en Klaus eerder een avontuurlijke jeugd
kenden, waarna ze ook in het volle leven op het oog minder gedijden. Klaus
pleegde in 1949 zelfmoord, na eerdere pogingen. Erika had ongetwijfeld
talenten, had haar caberetensemble, schreef ook, soms samen met Klaus, en trok
voor 1933 door Europa met lezingen en later ging ze naar de VS – veel keuze was
er niet – waar ze in 1944 staatsburger werd. Alfred Pringsheim hield met Hedwig
in hun stadspaleis hun “jours” en hadden contacten met al wie ertoe deed in
München en daarbuiten. Pringsheim en Mann deelden een grote fascinatie voor Wagner,
Pringsheim had verder een verzameling majolica en kon zich uitleven. Hedwig zou
toehoordster worden aan de universiteit, want regulier les volgen en examen
afleggen zat er voor haar nog niet in. Katia Mann werd de eerste in München die
een reguliere abitur en was studente aan de universiteit van München. Als
student zag ik de universiteit, zeker de Letteren en Wijsbegeerte vrouwelijker
werd en een paar oudere professoren vertelden al eens hoe misogyn het eraan toe
kon gaan, niet enkel in Leuven, waar studenten van vrouwelijke kunne achteraan
moesten zitten. Bij andere colleges zaten meisjes dan weer vooraan en zaten de
studenten hoger met twee vrije rijen… Alette Jacobs zou enkele colleges achter
een scherm gevolgd hebben. Waarvoor was men bang? Hedwig Dohm, geboren Jülich
was er nogal boos over dat haar broertjes wel naar school mochten maar er
vooral hun broek versleten en lui waren.
Katia Mann, geboren in een opulent welgestelde familie
koos voor een huwelijk met de toen reeds bekende schrijver Thomas Mann, maar
had vooraf zeker enige twijfels, omdat ze haar eigen weg niet meer volkomen kon
kiezen, wat niet belet dat ze gedurende vijftig jaar aan de zijde van de auteur
haar leven vorm weet te geven. Margreet den Buurman weeft doorheen haar biografische
schetsen een cultuurgeschiedenis, want dat is wat in de zogenaamde “vrouwenstudies”
soms genegeerd werd, dat de studie van de positie en mogelijkheden van vrouwen
in verleden en heden cultuurgeschiedenis
in meerdere betekenissen moet heten. De beknotting van vormingsmogelijkheden –
waar een aantal vrouwen wel weten aan te ontsnappen -, de gevaren van
zwangerschap en bevalling, de wettelijk vastgelegde onmondigheid,
handelingsonbekwaamheid, ook door Napoleon en de redacteuren van de Code Civil
uitdrukkelijk gewenst, het waren hinderpalen die vrouwen al in de negentiende
eeuw van zich af wilden werpen. George Sand, geboren als Amantine Lucile Aurore
Dupin, wilde op eigen gezag kunnen leven met personen die ze zelf uitkoos. Door
haar literaire succes verwierf zij faam en toch lijkt ze iets meer vergeten dan
Victor Hugo, toch maar twee jaar ouder. George Elliot werd in 1819 geboren en
paste dezelfde methode toe, een mannelijke naam aannemen om zich van een odium
te ontdoen, namelijk dat vrouwen alleen lichte of erger, lichtzinnige lectuur
konden produceren, geen literair werk dat men ernstig kon nemen. De Duitse
dames, Hedwig Dohm en Hedwig Springheim konden zich zonder meer als vrouw presenteren.
Katia Mann nam in samenspraak met Thomas Mann de zorg over de zes kinderen
helemaal op zich, alleen al omdat de schrijver/tovenaar liefst in alle rust zat
te werken, te lezen en te schrijven. Anderzijds moet ze van een grote eigen
ruimte hebben kunnen genieten, net omwille van de geaardheid van de schrijver.
Hijzelf schreef in zijn dagboeken over zijn
verliefdheden, Paul Ehrenberg, de kunstschilder, Klaus Heuser, zoveel jaar
later op Sylt, net als nog eens later, als oudere man op een jonge knaap. In
Dood in Venetië komt het thema expliciet aan de orde met de gebeurtenissen in
Venetië, getroffen door cholera, waar Mann met zijn vrouw en broer heen was
gereisd. Tadzio moet hem verschenen zijn, maar het is voor die tijd wellicht
openbaarlijker dan we vanaf de jaren zestig hebben gemerkt. Erotiek werd algauw
pornografie, zoals Gerard Walschap mocht ervaren, maar homoseksualiteit werd al
helemaal niet geduld. In die zin vond ik Mann moedig. Anderen vonden dat Thomas
Mann hypocriet was, omdat hij zijn worstelingen in zijn dagboeken – die uiteraard
niet voor de ogen van derden bestemd waren – neerschreef en herlas, waar hij
dan weer notities aan wijdde, terwijl men zich best kan verbeelden dat een
oplettende man begreep dat elke openbaring van homoseksuele neigingen in de publieke
sfeer een einde aan zijn loopbaan hadden gemaakt, ook al omdat het nog steeds
strafbaar was. Hedwig Pringsheim kende namelijk de journalist
De ruzie met zijn broer Heinrich ging dan ook over
representatie, want men mag nog zo smoor zijn, als zoon van een Lübeckse
notabele vertoont men zich niet met een snol, terwijl Heinrich net even astrant
zijn sociale gedachten tot uiting wilde brengen. Ook Klaus kreeg discussie over
hoe te leven met homoseksualiteit, maar voelde zich – doorgaans – sterk genoeg,
want doorheen de tijden waren al enigszins maatschappelijke denkbeelden ontstaan
die homoseksualiteit minder agressief bejegenden, maar het bleef wel in de
strafwetgeving gesanctioneerd.
Had Thomas Mann met Katia een goede relatie, dan
leefden ze ook elk in een eigen sfeer, want werkte Katia nauw samen, hadden ze
ook hun momenten samen, dan sliep het echtpaar gescheiden, wat in die tijd niet
ongewoon was. Wist zij van zijn geaardheid? Den Buurman geeft aan dat het voor
haar en ook voor de kinderen niet echt een geheim was, maar tegelijk vonden ze
het niet kies – onder meer bij gesprekken voor een documentaire in 2002 – er veel
over te spreken, omdat dit voor hen, na al die jaren – sinds 1955, jaar van
overlijden van Thomas Mann – nog altijd een onverkwikkelijk aspect is, maar
tegelijk volkomen privé. Had Elisabeth Mann gelijk? Familieleden zijn er doorgaans
graag bij om de nalatenschap van hun beroemde familielid op te schonen en
hinderlijke aspecten zoveel als mogelijk weg te poetsen. Maar Klaus en Erica
hadden al hun steentje bijgedragen, ook op dat andere front, want ze hadden hem
voor een scherpe keuze gesteld, in 1936, om duidelijk de band met Duitsland
door te knippen. Thomas Mann had na 1933 zijn ballingschap aanvaard, stelde bij
zijn aankomst in de VSA dat het zwaar was buiten Duitsland te moeten leven, maar
het was Erica die hem dwong een duidelijke positie in te nemen. Nu heb ik me
vaak afgevraagd hoe een voormalig redacteur van een nationalistisch tijdschrift in de jaren 1890 afstand kon
nemen van Duitsland. Dat deed hij dus finaal niet, maar hij kon wel het regime de
levieten lezen en na de oorlog zijn jongere broer Victor de mantel uitvegen. In
1936 zegde hij ook dat hij Duitsland vertegenwoordigde, net zoals andere die dat
wilden na het verlaten van Duitsland, al blijft het wel moeilijk te bevatten
dat iemand zo stellig over de band met het vaderland te horen uitdrukken. Toen
in de VS McCarthy begon met de jacht op communisten en anderen die blijk gaven
van on-Amerikaanse activiteiten. Ook de Manns werden verdacht en dus keerden ze
naar Europa terug, maar niet naar Duitsland.
Hoewel Hedwig Dohm, Hedwig Springsheim en Katia Mann hun
joodse achtergrond via doop in een protestantse gemeente voor zichzelf hadden weten
af te werpen, volgens de joodse wet en de nazi’s was een kind van een joodse moeder
ook joods. De persoonlijke keuze deed er dan niet toe, terwijl net de keuzes
van deze families in Duitsland hun emancipatie heeft bevorderd en tegelijk wakkerde
de opgang van joodse mensen in maatschappelijk opzicht het antisemitisme aan.
Zowel Alfred Pringsheim als Thomas Mann waren zeer gegrepen door de figuur en
het oeuvre van Richard Wagner, wat te maken heeft met hun artistieke
opvattingen en beiden waren goed vertrouwd met de kunsten van hun tijd, want
Pringsheim was een notoir kunstverzamelaar en goed bekend met de artistieke
kringen in München en Berlijn. Thomas Mann zal in zijn verdere leven het
onderscheid maken tussen de mens, die hij wel verwijten maakt omtrent diens
virulente antisemitisme en de muziek, die hij ondanks dat wel zeer weet te
waarderen.
Was Hedwig Dohm de stammoeder die met haar feminisme
het patriarchale denken en dito praktijken afwees, dan gingen haar dochter en
kleindochter mee in de sociale conventies, zonder hun onafhankelijkheid op te geven.
Hedwig Pringsheim was gedurende jaren toehoordster aan de universiteit, Katia
werd kunsthistorica en Erica kunstenares. Tussen 1830 en 1901 zien dames het levenslicht,
dan wel in bevoorrechte kringen, maar ze doen op het oog niet zoals andere
vrouwen, naar het inzicht van Hedwig Dohm mee aan het antifeminisme, evengoed
paternalistisch van inslag als wat de mannelijke behoeders van de goede orde
voor ogen hebben staan. Margreet den Buurman gaat vooral in op het turbulent
enthousiaste leven van Erica Mann, maar haar jongere zussen gingen ook hun weg
en bleken professioneel in staat hun bijdrage te leveren.
In de VSA had Mann nog een bijzondere relatie met Agnes
Meyer-Ernst, echtgenote van een krantenuitgever van de Washington Post, waar
haar dochter Katharine Graham de plak zou zwaaien. Agnes Meyer-Ernst kende goed
het Duits door haar familie en kon zo de contacten voor Thomas Mann in Amerika
verzorgen, waar hij graag op steunde, al bleek het een asymmetrische relatie,
want zij verwachtte van hem meer dan vriendschap, zo valt te lezen. Niettemin
slaagde zij erin te zorgen voor een behoorlijk inkomen voor de auteur, onder
meer door (jaarlijkse) lezingen in Princeton en andere activiteiten. Mann zelf verzorgde
in de VSA overigens ook de reputatie van de vluchtelingen die door het nazisme
en de oorlog verjaagd toch wel aangesproken werden op hun Duitse achtergrond.
De familie Mann trok algauw naar Californië, waar het leven aangenamer was en
waar Agnes Meyer-Ernst ervoor zorgde dat ze een huis in Los Pallisades konden
verwerven en wellicht ook konden ze zo de Amerikaanse nationaliteit tijdig
verwerven. Maar Agnes Meyer-Ernst begreep blijkbaar niet dat Thomas Mann geen
vrouwen in zijn intieme kring toeliet, behalve Katia, zijn kinderen, moeder en
zus. Maar toen Carla zelfmoord pleegde vond hij dat een daad van egoïsme,
terwijl het toch wel een reactie was die blijk gaf van egocentrisme, want het zich
verraden voelen was voor hem het pijnlijkste aan de daad en het lastige om
dragen.
Thomas Mann blijft inderdaad een interessante figuur,
omwille van zijn boeken, die hij publiceerde, maar ook omwille van zijn nagelaten
intieme geschriften. Het gaat om het kiezen voor kunst, maar ook om een
maatschappelijke rol, vanaf 1936 expliciet een representant van Duitsland te
zijn. Sinds hij in 1903 besliste dat hij niet het gevaar kon lopen in
homo-erotische kringen verzeild te raken, moest hij wel trouwen, kinderen
krijgen en dan kan het gebeuren dat zijn kinderen hun bestaan niet als de
vrucht van liefde te zien, maar als projecten, waar Michael in 1975 over
struikelde. Monica was niet zijn lievelingsdochter en werd genegeerd, terwijl
Erica en ook Elisabeth wel in zijn gading vielen. Klaus en Golo wisten dat ze
aan tafel goed beslagen dienden te verschijnen en hun onderwerpen onder de knie
te hebben. Toch zal men Thomas Mann ook wel een en ander ten goede duiden, want
het was geen hypocrisie die hem leidde, maar een weloverwogen project als
literator een rol in de samenleving te spelen. In zekere zin was hij meer een
zoon van Lübeck dan zijn vader had kunnen vermoeden. Van de kunst, van Wagner
noch van de literator kon hij uiteraard weglopen, want dat was zijn element. Vrouwen
spelen in zijn romans een rol, maar ik zou het toch eens moeten herlezen.
Madame Chauchat, de bijzondere patiënte in Sanatorium Berghof, Lotte die naar
Weimar trok om Goethe te zien, de zuster-bedgenote-moeder in de Uitverkorene,
passen die in een tijdgebonden kader, of beter, ze laten zich opmerken ondanks
de hen toebedachte rol. Er waren altijd wel vrouwen geweest die op de een of
andere manier bekend werden omwille van hun intellectuele vermogens,
geschriften en optreden, ondanks het feit dat hun weg naar de hogeschool was
afgesneden, tot de weerstand brak. Thomas Mann mocht het beleven dat Marie
Curie tot twee keer toe de Nobelprijs ontving, eerst voor natuurkunde met haar
man, Pierre Curie en vervolgens alleen voor chemie in 1911. Heeft Thomas Mann
er aandacht aan besteed?
Margreet den Buurman geeft een mooi cultuurhistorisch
portret van zes vrouwen in de onmiddellijke nabijheid van Thomas Mann en twee
andere dames, eerst in Lübeck en vervolgens in de VS, Agnes Meyer-Ernst. Elk
van hen waren op de een of andere manier bij machte zich te ontvoogden, zeker
Hedwig Dohm, geboren Jüllich. In de literatuur verschenen er tijdens de
negentiende eeuw romans waarin vrouwen niet een ondergeschikte rol speelden,
maar zichzelf en eventueel hun kinderen een eigen plaats wisten te bezorgen.
Thomas Mann die van zichzelf wist dat hij zichzelf niet kon en mocht zijn, maar
via zijn literaire arbeid een goed leven mocht leiden, wist ook altijd dat hij
op een richel balanceerde. Zijn keuze voor een burgerlijk leven met vrouw en
kinderen was denk ik geen window dressing, maar een volgehouden poging zijn
creatieve vrijheid aan te wenden. Wellicht daarom was hij niet geneigd zijn
literatuur voor politieke doelen in te zetten, maar wilde hij de mens zien in
zijn en in een enkel geval haar veerkracht, al loopt het niet altijd goed af. In
Dr. Faustus gaat hij daarin het verst, waarbij de protagonist en de verteller
het lot van een land ten prooi aan dwaling en leugen vertellen. Vrouwen spelen
daarbij geen rol, tenzij voor de stalwarmte en dat valt na afloop wel op. In
die zin kan men het oeuvre van Louis Couperus best wel meer aandacht besteden,
net omdat die net wel vrouwenportretten heeft weten neer te zetten en ook met
het probleem opgezadeld zat met zijn geaardheid om te gaan.
Kan men voor de vrouwen wier portret in dit boek van
Margreet den Buurman sympathie opvatten, dan is het niet vanzelfsprekend enige
voorkeur uit te spreken, net omdat de rol die ze zichzelf toematen wel
verschillend was. Hedwig Dohm springt er wel uit, als strijdster voor
vrouwenrechten in een wereld die er vooralsnog niet wakker van ligt en waar
vrouwen uit de hogere klassen best tevreden zijn met hun situatie. Dohm had de
andere kant ook gezien en wist dat onderwijs en beroepsleven te beknellend
waren voor vrouwen die niet met een gouden lepel geboren waren. Katia Mann en
Erica Mann hadden die luxe wel en toch blijken ze op hun manier aan de weg te
timmeren. Ida Boy-Ed en Agnes Meyer waren buitenstaanders, stonden buiten de
familiekring van Thomas Mann, maar hadden grote betekenis voor hem, Ida boy-Ed
aan het begin in Lübeck, Agnes Meyer in de late jaren van Thomas Mann, de Lübeckse
bemoederde hem, Meyer wilde meer zijn dan hij haar toestond, maar er was
wellicht meer dan vriendschap. Welke schaal hebben we daarvoor ter beschikking,
al zeker geen wetenschappelijk gevalideerde.
Wie de wereld van de vrouwen rondom Thomas Mann
betreedt, komt tot de vaststelling dat straffe madammen geen hedendaagse uitvinding
zijn. Cultuurhistorisch onderzoek maakt duidelijk dat clichés over huisvrouwen
die hun man aan de leiband houden, wat voor die mannen zelf ook wel eens
heilzaam kon zijn. In de kringen van Thomas Mann en Katia Mann is de relatie tussen
man en vrouw niet meer gebaseerd op ancestrale overleveringen, maar toch,
Hedwig Dohm ging al verder, lijkt het. Misschien gaat het over graden van
tolerantie voor afwijkend gedrag. Gelijkwaardigheid wordt niet gegeven
overigens, maar dient afgedwongen, opgeëist, gelegitimeerd oor daden. Erika en
Klaus Mann konden verder gaan in een wereld die na het desaster van de Grote
Oorlog aan samenhang had verloren. Creativiteit kon mensen kansen bieden, die
voorheen niet verwacht werden. Hedwig Pringsheim was de gastvrouw, die in het
huis van haar man zorgde voor schittering en brille, maar ze genoot er ook zelf
van. Echter, pas in Argentinië en na terugkeer, lijkt ze haar eigen positie bevestigd
te weten. En Katia Mann had enkele moeilijke jaren, mogelijk als gevolg van
foute diagnoses omtrent tbc, maar het leverde wel De Toverberg op, waaraan ze
middels haar brieven aan bijdroeg.
Er valt nog meer cultuurhistorisch onderzoek te verrichten,
want toen ik als student uit curiositeit artikelen las over vrouwenstudies,
merkte ik er aan de ene kant zeer goed onderbouwde bronnenstudies verschenen en
thematische heroverwegingen van bestaand historisch onderzoek. De plaats van
vrouwen in de geschiedvorsing blijft moeilijk, wellicht omdat we wel eens
vergeten dat het niet enkel gaat om de grote dromen, visies, maar ook om hoe
gezinnen functioneren. Kraamkoorts werd gevreesd, maar rond 1900 bleek dat al
minder bedreigend, dankzij artsen als Koch en Pasteur, maar vaak waren gynaecologen
zelf de bron van besmetting, bij gebrek aan respect voor hun patiënten.
Zelfbeschikkingsrecht, emancipatie, het blijft het onderzoeken waard en dan
vormen gedegen biografieën zeker toegangen tot al die vrouwenlevens en tot een
meer doordachte kijk op het maatschappelijke bestel. Wellicht had precies Thomas
Mann dat begrepen, dankzij de vrouwen om hem heen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten