Thomas Mann en vrouwen om hem heen

 



Recensie

 

 

Vrouwen met een wil

Thomas Mann en de levensdrang

 

 

 


Margreet Den Buurman, Vrouwen rond Thomas Mann, Julia de Silva-Bruhns, Ida Boy-Ed, Hedwig Dohm, Hedwig Pringsheim, Katia Mann, Erika Mann, Agnes E. Meyer. Uitgeverij ASPEKT 2021; 185 pp. 19,95 €

 

Lijkt alles al geweten over Thomas Mann, dan laat Margreet den Buurman zien dat uitgebreid onderzoek doen naar het leven van een schrijver, een wereldbekend schrijver nog altijd boeiend kan blijken, maar vooral laat het toe een epoche te onderzoeken, die nu al eens over het hoofd wordt gezien. Gaat het over de eeuw van de vrouw, dan kan evengoed gedacht worden dat deze vrouwen die in het essay de revue passeren, hun tijd niet ondergingen, er zelf hun stempel op drukten.

 

Weinig biografieën over Thomas Mann gaan voorbij aan de Braziliaanse moeder van Thomas Mann, die met het handelsverkeer van de vaderstad in Lübeck terecht was gekomen en huwde met senator  Thomas Heinrich Mann, handelaar in granen en als senator bevoegd voor economie. Julia Da Silva Bruhns was als zijn echtgenote lid van de notabele klasse en tegelijk een buitenstaandster, zo blijkt na de plotse dood van Thomas Mann sr. Zij bracht kunst in het handelshuis, muziek en literatuur, talen ook. Het valt op dat we ons moeilijk kunnen indenken dat een kostschool echt iets betekenen kon voor een meisje en jonge vrouw. Het gaat erom dat men nog steeds wel de idee koestert dat meisjes opgevoed werden om moeder te worden, maar al in de oudheid waren er vrouwen die op eigen gezag met kennis en kunde omgingen. Muziek beoefenen werd uiteraard als tijdverlies beschouwd, maar ja, we moeten toch wat als men personeel ter beschikking heeft, kamermeisjes, keukenpersoneel en tuinmannen. Bovendien kon een vrouw altijd nog wel salon houden waar (jonge) mannen komen schitteren met spitse weetjes en witz. Thomas Mann en zijn vier jaar oudere broer Heinrich werden geacht hun levenstaak te zien in de voortzetting van de zaak. Bij de emigratie uit Europa zien we vooral de beweging naar Noord- en Zuid-Amerika, maar er kwamen ook mensen terug, omdat het leven er nog ongenadiger bleek, zoals de moeder van Julia da Silva en zijzelf moest ervaren, want haar moeder stierf toen bij de bevalling van een zesde kind, wat overigens nog frequent voorviel. De vader bracht zijn kinderen terug naar Lübeck, waar ze opgroeiden bij diens moeder. Het gemis van de moeder en uiteindelijk de vader, die na een kort verblijf in zijn thuisstad terugkeerde naar zijn plantages in Brazilië, heeft Julia getekend, ook en vooral in de zorg voor haar kinderen. Ze bracht hun muziek bij, wat ook bij Thomas Mann in vruchtbare aarde viel. De aandacht voor kunst was iets wat wel meer vrouwenfiguren in de romans van de Nobelprijswinnaar kenmerkte, hoewel hij met Tony, de zus van senator Buddenbrook – uit de gelijknamige roman – een wat complexer figuur neerzette, dat op zoek ging naar de geschikte positie in de samenleving. Zij hoorde iemand zeggen dat de familie Buddenbrook achteruitboerde, terwijl nieuwerwetse zakenlui beter voordeel wisten te halen uit de omstandigheden. Tony liet zich tweemaal een en ander op de mouw spelden. Een beetje zoals de zoals de zussen van Thomas Mann had kunnen overkomen. Julia da Silva betekende voor Mann dat hij niet helemaal was zoals de anderen, net zoals het huis dat zijn vader liet bouwen aangaf dat zij in de stadsrepubliek een bijzondere plaats bekleedden.

 

In 1891 stierf Thomas Mann sr., de senator en vroede vader onverwacht zodat Thomas, Heinrich, Lulu en Clara met Victor als nakomer hun positie verloren, maar met hun moeder mee- of nareizend, kwamen ze in München terecht, waar een iets grotere vrijheid leek te hangen, dan in de protestantse Hanzestad. De invloed van de moeder werd er groter op, maar tegelijk verloor het gezin de eenheid van voorheen. Moeder Mann was in München rusteloos en bovendien merkte ze dat Heinrich, na de ruzies met diens vader nu helemaal voor de literatuur koos en ook Thomas ging dezelfde weg op. Was er eerst veel samenwerking en samen leven, in Italië dan ontstond er tussen de broers vervreemding, die met het succes van Thomas, vanaf 1903 (uitgave van De Buddenbrooks), uitgediept werd. Bovendien leek Heinrich zijn voorliefde voor volksmeisjes – in de ogen van de stand bewuste Julia da Silva – de vrije loop te laten. Thomas ontdekte in die tijd dat hij eerder voor de herenliefde te vinden was en dat  zorgde voor een levenslang conflict, want wenste hij zich boven allerlei verdenkingen te stellen, dan kon hij zich zijn onvervulde liefdeswensen niet verbergen en daar schreef hij ook over. Vrouwen konden in zijn leven veel betekenen, maar ze mochten hem niet te na komen, behalve dan Katia, zijn echtgenote.

 

 Voor zijn vertrek naar München leerde de gymnasiast Thomas Mann Ida Boy-Ed kennen, die in Lübeck een dame met enige faam, als schrijfster en ook zij hield salon, waar ook Heinrich al was gekomen. Ida Boy-Ed zou na het verschijnen van De Buddenbrooks in de stad een lans breken voor auteur en roman, omdat velen zich geschoffeerd voelden of zich zelfs erkend. Het is, honni soit qui mal y pense, zoals met Georges Rodenbach, die dan nog minder uitstaans lijkt te hebben, na “Bruges, la morte” uitgekreten wordt, terwijl beide boeken in hun verhaallijnen en met telkens een hoofdrol voor de stad, respectievelijk Lübeck en Brugge, zelf ook weer innig verbonden met de Hanze, zodat het vreemd blijft dat men zich geneert voor het verhaal van Mann dan wel Rodenbach. De vergelijking mag vreemd klinken maar men kan bedenken dat in beider werken met een realistische penseeltoets een ideëel verhaal wordt verteld, al blijkt Rodenbach dan vooral een symbolistische inslag mee te geven. Maar ideëel valt er wel een opvallende verwantschap aan te geven in de aandacht voor het zielenleven en ook dat vrouwen wel hun rol te vervullen hebben, onder meer als moeder of als bijslaap, in zekere zin kunnen zij de hoofdrolspeler niet tot gids dienen, al is hun rol opvallender dan gewenst, zoals de vrouw van Thomas Buddenbrook, de Amsterdamse Gerda Arnoldsen, dochter van een magnaat en zelf begaafd violiste.

 

Margreet den Buurman geeft uitvoerig aan hoe de figuren uit de roman ook in vivo aan Thomas Mann bekend zijn. Toch lijkt Mann niet de auteur die met opzet figuren zou aanpakken en hun kleine kantjes eenzijdig uitsmeren. Als hij Christian Buddenbrook als een mislukkeling presenteert, dan niet zonder zijn talenten te laten blijken als verteller en entertainer. Men kan daarbij vaststellen dat in de grote gezinnen de kans dat een zoon of dochter andere en niet gewenste paden opgaat, zoals Erich Pringsheim, broer van Katia Mann-Pringsheim, maar het is de moeder van Katia en Erich, die haar zoon naar Argentinië nareist en diens zakelijke belangen behartigd, zonder goed resultaat want de beste man sterft uiteindelijk vroegtijdig, wellicht door moord.

 

Ida Boy-Ed zal in Lübeck een fan blijven van Thomas Mann, die zoveel jonger hoge ogen gooit in de literatuur schreef zelf ook en werd rond 1900 ook in heet Nederlands gepubliceerd. Zij had, geboren in 1852, in het stadje Bergedorf, waar zowel Lübeck als Hamburg zeggenschap over hadden, van haar vader blijkbaar de literatuur in het bloed, hij was ook hoofdredacteur van de Spoorwegkrant waarin naast info over technische nieuwsberichten uit de wereld van de spoorwegen ook literaire stukken, feuilletons en recensies verschenen die gretig gelezen werden. Onder meer “een reine ziel” verscheen in het Nederlands, maar hoe de receptie hier was, valt niet uit te maken, maar er was, zoals ook Orlando Figes vaststelde aandacht voor literaire werken uit andere taalgebieden in Europa. Daarbij was het verhaal over huis en haard en hoe gezinnen uit elkaar kunnen vallen een uitverkoren onderwerpen in vele varianten.

 

Wat mag een vrouw, geboren in 1831 van haar leven verwachten dan onderdanigheid en gehoorzaamheid? Volg ik discussies over de hoofddoek en de plaats van moslimvrouwen in hun familiekring en in onze samenleving in te nemen krijgen, dan bedenk ik me zonder meer dat het hier ook lang duurde voor vrouwen hun plaats kregen, als het verhaal al af is. Anderzijds waren er altijd wel vrouwen die dankzij hun vader of anderen nu net wel de kans kregen hun eigen weg te gaan, maar het was geen geschenk, want zoals Emilie de Châtelet liet zien, kon ze niet zomaar ondanks haar wiskundige kennis, uitpakken met haar inzichten, want dat stonden andere vrouwen niet toe. Het leven is moeilijk. Alette Jacobs, die in het essay ook langskomt, de eerste gediplomeerde vrouwelijke arts in Nederland, mede door toedoen van Thorbecke, de minister-president – hier in feite een anachronisme – die wel op meer vlakken tegen de gevestigde orde inging. Hedwig Dohm ervoer wat het was niet naar school te mogen gaan en schreef er een opmerkelijke roman over: “Werde, die du bist” Wie Frauen werden. (1894), een aanklacht over het ontkennen van de individualiteit van meisjes. Nu kan ik hier ook verwijzen naar mijn moeder, die zowat 100 jaar later geboren werd en een gelukkige jeugd kende, maar dat ze niet mocht studeren aan hogeschool of universiteit, heeft haar later niet belet zoveel mogelijk kennis op te doen, maar zelf wist ze dat er ergens een systematische grondlaag onvoldoende gelegd werd. Maar zo erg als voor Hedwig Dohm en haar hoofdfiguur, Agnes Schmidt, werd het niet.

 

Door haar huwelijk met Ernst Dohm, sinds 1848 hoofdredacteur van Kladderadatsch, dat met satire en humor in het Duitsland na de (mislukte) Maartrevolutie die in Frankfurt leidde tot een parlement, dat echter niet tot eensgezindheid kon komen, onder meer over de plaats van Oostenrijk in een Duitse liberale staat. Hedwig Dohm studeerde buiten het academische kader, maar via Ernst Dohm kon ze haar kennis van het Spaans en de Spaanse literatuur versterken en ging ze erover schrijven. Na een verblijf in Rome als gevolg van financiële besognes van Ernst – faillissement – kwam Hedwig tot schrijven en naast essays over de zaak der vrouw, onder meer over wat de zielenherders denken over vrouwen, maar ook een roman en vervolgens succesvolle blijspelen. Haar naam is in Duitsland niet vergeten, maar haar betekenis voor het feminisme lijkt hier wel onbekend – wie haar wel nog kent, mag het mij wel aanwrijven, maar er zijn betere zaken met die kennis te doen. Ze muntte ook de term antifeminisme en vond dat sommige welstellende vrouwen vooral het behoud van de verhoudingen tussen de seksen bepleitten. Het valt op dat we van die belangwekkende beweging tijdens de negentiende eeuw, waarin vrouwen zich verzetten tegen paternalisme en miskenning van hun talenten domweg weinig afweten en dat die beweging geen plaats kreeg in de “officiële” geschiedenis.

 

De Dohms hadden een zoon die voortijdig stierf en vier dochters, met als oudste Hedwig, die met haar zussen een aardig familieleven mocht beleven. Hedwig, dochter van trouwde op haar beurt Alfred Pringsheim, zoon van een spoorweg- en mijnmagnaat uit Silezië, die zelf wiskundige werd en hoogleraar te München. Ook deze vrouw vond dat vrouwen zichzelf dienden te ontwikkelen, maar er zit enige ironie in het verhaal want al wilde ze zelf wel behoorlijk onafhankelijk zijn, door het huwelijk met de meer dan welstellende Pringsheim, kreeg ze veel in de schoot  geworpen. Vier zonen en Katia, zo zag hun gezinsleven eruit, maar Hedwig Pringsheim heeft nooit de dagelijkse kost hoeven te bereiden noch de kamers te doen of ander huishoudelijk werk. Na de verhuis naar het paleis aan de Arcisstraat kon men om de welstand niet heen. Toch kende het gezin de gewone problemen van zeer welstellende gezinnen, want de oudste zoon, Erich, slaagde niet zo goed op school en in het leven, trok naar Argentinië, op vraag van de familie, maar kon ook daar aan zijn demonen niet ontkomen. Hoe kan men dan begrijpen dat de andere kinderen eerder wel een goed leven wisten uit te bouwen, als hoogleraren en de derde werd archeoloog. Bij de Manns, het gezin van Thomas en Katia was het bijna net zo, in die zin dat de jongere kinderen zoals Golo, Monica, Elisabeth en Michaël leken meer het spoor van het burgerlijke bestaan te volgen, terwijl de twee oudsten, Erica en Klaus eerder een avontuurlijke jeugd kenden, waarna ze ook in het volle leven op het oog minder gedijden. Klaus pleegde in 1949 zelfmoord, na eerdere pogingen. Erika had ongetwijfeld talenten, had haar caberetensemble, schreef ook, soms samen met Klaus, en trok voor 1933 door Europa met lezingen en later ging ze naar de VS – veel keuze was er niet – waar ze in 1944 staatsburger werd. Alfred Pringsheim hield met Hedwig in hun stadspaleis hun “jours” en hadden contacten met al wie ertoe deed in München en daarbuiten. Pringsheim en Mann deelden een grote fascinatie voor Wagner, Pringsheim had verder een verzameling majolica en kon zich uitleven. Hedwig zou toehoordster worden aan de universiteit, want regulier les volgen en examen afleggen zat er voor haar nog niet in. Katia Mann werd de eerste in München die een reguliere abitur en was studente aan de universiteit van München. Als student zag ik de universiteit, zeker de Letteren en Wijsbegeerte vrouwelijker werd en een paar oudere professoren vertelden al eens hoe misogyn het eraan toe kon gaan, niet enkel in Leuven, waar studenten van vrouwelijke kunne achteraan moesten zitten. Bij andere colleges zaten meisjes dan weer vooraan en zaten de studenten hoger met twee vrije rijen… Alette Jacobs zou enkele colleges achter een scherm gevolgd hebben. Waarvoor was men bang? Hedwig Dohm, geboren Jülich was er nogal boos over dat haar broertjes wel naar school mochten maar er vooral hun broek versleten en lui waren.

 

Katia Mann, geboren in een opulent welgestelde familie koos voor een huwelijk met de toen reeds bekende schrijver Thomas Mann, maar had vooraf zeker enige twijfels, omdat ze haar eigen weg niet meer volkomen kon kiezen, wat niet belet dat ze gedurende vijftig jaar aan de zijde van de auteur haar leven vorm weet te geven. Margreet den Buurman weeft doorheen haar biografische schetsen een cultuurgeschiedenis, want dat is wat in de zogenaamde “vrouwenstudies” soms genegeerd werd, dat de studie van de positie en mogelijkheden van vrouwen in verleden en heden  cultuurgeschiedenis in meerdere betekenissen moet heten. De beknotting van vormingsmogelijkheden – waar een aantal vrouwen wel weten aan te ontsnappen -, de gevaren van zwangerschap en bevalling, de wettelijk vastgelegde onmondigheid, handelingsonbekwaamheid, ook door Napoleon en de redacteuren van de Code Civil uitdrukkelijk gewenst, het waren hinderpalen die vrouwen al in de negentiende eeuw van zich af wilden werpen. George Sand, geboren als Amantine Lucile Aurore Dupin, wilde op eigen gezag kunnen leven met personen die ze zelf uitkoos. Door haar literaire succes verwierf zij faam en toch lijkt ze iets meer vergeten dan Victor Hugo, toch maar twee jaar ouder. George Elliot werd in 1819 geboren en paste dezelfde methode toe, een mannelijke naam aannemen om zich van een odium te ontdoen, namelijk dat vrouwen alleen lichte of erger, lichtzinnige lectuur konden produceren, geen literair werk dat men ernstig kon nemen. De Duitse dames, Hedwig Dohm en Hedwig Springheim konden zich zonder meer als vrouw presenteren. Katia Mann nam in samenspraak met Thomas Mann de zorg over de zes kinderen helemaal op zich, alleen al omdat de schrijver/tovenaar liefst in alle rust zat te werken, te lezen en te schrijven. Anderzijds moet ze van een grote eigen ruimte hebben kunnen genieten, net omwille van de geaardheid van de schrijver.

 

Hijzelf schreef in zijn dagboeken over zijn verliefdheden, Paul Ehrenberg, de kunstschilder, Klaus Heuser, zoveel jaar later op Sylt, net als nog eens later, als oudere man op een jonge knaap. In Dood in Venetië komt het thema expliciet aan de orde met de gebeurtenissen in Venetië, getroffen door cholera, waar Mann met zijn vrouw en broer heen was gereisd. Tadzio moet hem verschenen zijn, maar het is voor die tijd wellicht openbaarlijker dan we vanaf de jaren zestig hebben gemerkt. Erotiek werd algauw pornografie, zoals Gerard Walschap mocht ervaren, maar homoseksualiteit werd al helemaal niet geduld. In die zin vond ik Mann moedig. Anderen vonden dat Thomas Mann hypocriet was, omdat hij zijn worstelingen in zijn dagboeken – die uiteraard niet voor de ogen van derden bestemd waren – neerschreef en herlas, waar hij dan weer notities aan wijdde, terwijl men zich best kan verbeelden dat een oplettende man begreep dat elke openbaring van homoseksuele neigingen in de publieke sfeer een einde aan zijn loopbaan hadden gemaakt, ook al omdat het nog steeds strafbaar was. Hedwig Pringsheim kende namelijk de journalist

De ruzie met zijn broer Heinrich ging dan ook over representatie, want men mag nog zo smoor zijn, als zoon van een Lübeckse notabele vertoont men zich niet met een snol, terwijl Heinrich net even astrant zijn sociale gedachten tot uiting wilde brengen. Ook Klaus kreeg discussie over hoe te leven met homoseksualiteit, maar voelde zich – doorgaans – sterk genoeg, want doorheen de tijden waren al enigszins maatschappelijke denkbeelden ontstaan die homoseksualiteit minder agressief bejegenden, maar het bleef wel in de strafwetgeving gesanctioneerd.

 

Had Thomas Mann met Katia een goede relatie, dan leefden ze ook elk in een eigen sfeer, want werkte Katia nauw samen, hadden ze ook hun momenten samen, dan sliep het echtpaar gescheiden, wat in die tijd niet ongewoon was. Wist zij van zijn geaardheid? Den Buurman geeft aan dat het voor haar en ook voor de kinderen niet echt een geheim was, maar tegelijk vonden ze het niet kies – onder meer bij gesprekken voor een documentaire in 2002 – er veel over te spreken, omdat dit voor hen, na al die jaren – sinds 1955, jaar van overlijden van Thomas Mann – nog altijd een onverkwikkelijk aspect is, maar tegelijk volkomen privé. Had Elisabeth Mann gelijk? Familieleden zijn er doorgaans graag bij om de nalatenschap van hun beroemde familielid op te schonen en hinderlijke aspecten zoveel als mogelijk weg te poetsen. Maar Klaus en Erica hadden al hun steentje bijgedragen, ook op dat andere front, want ze hadden hem voor een scherpe keuze gesteld, in 1936, om duidelijk de band met Duitsland door te knippen. Thomas Mann had na 1933 zijn ballingschap aanvaard, stelde bij zijn aankomst in de VSA dat het zwaar was buiten Duitsland te moeten leven, maar het was Erica die hem dwong een duidelijke positie in te nemen. Nu heb ik me vaak afgevraagd hoe een voormalig redacteur van een nationalistisch  tijdschrift in de jaren 1890 afstand kon nemen van Duitsland. Dat deed hij dus finaal niet, maar hij kon wel het regime de levieten lezen en na de oorlog zijn jongere broer Victor de mantel uitvegen. In 1936 zegde hij ook dat hij Duitsland vertegenwoordigde, net zoals andere die dat wilden na het verlaten van Duitsland, al blijft het wel moeilijk te bevatten dat iemand zo stellig over de band met het vaderland te horen uitdrukken. Toen in de VS McCarthy begon met de jacht op communisten en anderen die blijk gaven van on-Amerikaanse activiteiten. Ook de Manns werden verdacht en dus keerden ze naar Europa terug, maar niet naar Duitsland.

 

Hoewel Hedwig Dohm, Hedwig Springsheim en Katia Mann hun joodse achtergrond via doop in een protestantse gemeente voor zichzelf hadden weten af te werpen, volgens de joodse wet en de nazi’s was een kind van een joodse moeder ook joods. De persoonlijke keuze deed er dan niet toe, terwijl net de keuzes van deze families in Duitsland hun emancipatie heeft bevorderd en tegelijk wakkerde de opgang van joodse mensen in maatschappelijk opzicht het antisemitisme aan. Zowel Alfred Pringsheim als Thomas Mann waren zeer gegrepen door de figuur en het oeuvre van Richard Wagner, wat te maken heeft met hun artistieke opvattingen en beiden waren goed vertrouwd met de kunsten van hun tijd, want Pringsheim was een notoir kunstverzamelaar en goed bekend met de artistieke kringen in München en Berlijn. Thomas Mann zal in zijn verdere leven het onderscheid maken tussen de mens, die hij wel verwijten maakt omtrent diens virulente antisemitisme en de muziek, die hij ondanks dat wel zeer weet te waarderen.

 

Was Hedwig Dohm de stammoeder die met haar feminisme het patriarchale denken en dito praktijken afwees, dan gingen haar dochter en kleindochter mee in de sociale conventies, zonder hun onafhankelijkheid op te geven. Hedwig Pringsheim was gedurende jaren toehoordster aan de universiteit, Katia werd kunsthistorica en Erica kunstenares. Tussen 1830 en 1901 zien dames het levenslicht, dan wel in bevoorrechte kringen, maar ze doen op het oog niet zoals andere vrouwen, naar het inzicht van Hedwig Dohm mee aan het antifeminisme, evengoed paternalistisch van inslag als wat de mannelijke behoeders van de goede orde voor ogen hebben staan. Margreet den Buurman gaat vooral in op het turbulent enthousiaste leven van Erica Mann, maar haar jongere zussen gingen ook hun weg en bleken professioneel in staat hun bijdrage te leveren.

 

In de VSA had Mann nog een bijzondere relatie met Agnes Meyer-Ernst, echtgenote van een krantenuitgever van de Washington Post, waar haar dochter Katharine Graham de plak zou zwaaien. Agnes Meyer-Ernst kende goed het Duits door haar familie en kon zo de contacten voor Thomas Mann in Amerika verzorgen, waar hij graag op steunde, al bleek het een asymmetrische relatie, want zij verwachtte van hem meer dan vriendschap, zo valt te lezen. Niettemin slaagde zij erin te zorgen voor een behoorlijk inkomen voor de auteur, onder meer door (jaarlijkse) lezingen in Princeton en andere activiteiten. Mann zelf verzorgde in de VSA overigens ook de reputatie van de vluchtelingen die door het nazisme en de oorlog verjaagd toch wel aangesproken werden op hun Duitse achtergrond. De familie Mann trok algauw naar Californië, waar het leven aangenamer was en waar Agnes Meyer-Ernst ervoor zorgde dat ze een huis in Los Pallisades konden verwerven en wellicht ook konden ze zo de Amerikaanse nationaliteit tijdig verwerven. Maar Agnes Meyer-Ernst begreep blijkbaar niet dat Thomas Mann geen vrouwen in zijn intieme kring toeliet, behalve Katia, zijn kinderen, moeder en zus. Maar toen Carla zelfmoord pleegde vond hij dat een daad van egoïsme, terwijl het toch wel een reactie was die blijk gaf van egocentrisme, want het zich verraden voelen was voor hem het pijnlijkste aan de daad en het lastige om dragen.

 

Thomas Mann blijft inderdaad een interessante figuur, omwille van zijn boeken, die hij publiceerde, maar ook omwille van zijn nagelaten intieme geschriften. Het gaat om het kiezen voor kunst, maar ook om een maatschappelijke rol, vanaf 1936 expliciet een representant van Duitsland te zijn. Sinds hij in 1903 besliste dat hij niet het gevaar kon lopen in homo-erotische kringen verzeild te raken, moest hij wel trouwen, kinderen krijgen en dan kan het gebeuren dat zijn kinderen hun bestaan niet als de vrucht van liefde te zien, maar als projecten, waar Michael in 1975 over struikelde. Monica was niet zijn lievelingsdochter en werd genegeerd, terwijl Erica en ook Elisabeth wel in zijn gading vielen. Klaus en Golo wisten dat ze aan tafel goed beslagen dienden te verschijnen en hun onderwerpen onder de knie te hebben. Toch zal men Thomas Mann ook wel een en ander ten goede duiden, want het was geen hypocrisie die hem leidde, maar een weloverwogen project als literator een rol in de samenleving te spelen. In zekere zin was hij meer een zoon van Lübeck dan zijn vader had kunnen vermoeden. Van de kunst, van Wagner noch van de literator kon hij uiteraard weglopen, want dat was zijn element. Vrouwen spelen in zijn romans een rol, maar ik zou het toch eens moeten herlezen. Madame Chauchat, de bijzondere patiënte in Sanatorium Berghof, Lotte die naar Weimar trok om Goethe te zien, de zuster-bedgenote-moeder in de Uitverkorene, passen die in een tijdgebonden kader, of beter, ze laten zich opmerken ondanks de hen toebedachte rol. Er waren altijd wel vrouwen geweest die op de een of andere manier bekend werden omwille van hun intellectuele vermogens, geschriften en optreden, ondanks het feit dat hun weg naar de hogeschool was afgesneden, tot de weerstand brak. Thomas Mann mocht het beleven dat Marie Curie tot twee keer toe de Nobelprijs ontving, eerst voor natuurkunde met haar man, Pierre Curie en vervolgens alleen voor chemie in 1911. Heeft Thomas Mann er aandacht aan besteed?

 

Margreet den Buurman geeft een mooi cultuurhistorisch portret van zes vrouwen in de onmiddellijke nabijheid van Thomas Mann en twee andere dames, eerst in Lübeck en vervolgens in de VS, Agnes Meyer-Ernst. Elk van hen waren op de een of andere manier bij machte zich te ontvoogden, zeker Hedwig Dohm, geboren Jüllich. In de literatuur verschenen er tijdens de negentiende eeuw romans waarin vrouwen niet een ondergeschikte rol speelden, maar zichzelf en eventueel hun kinderen een eigen plaats wisten te bezorgen. Thomas Mann die van zichzelf wist dat hij zichzelf niet kon en mocht zijn, maar via zijn literaire arbeid een goed leven mocht leiden, wist ook altijd dat hij op een richel balanceerde. Zijn keuze voor een burgerlijk leven met vrouw en kinderen was denk ik geen window dressing, maar een volgehouden poging zijn creatieve vrijheid aan te wenden. Wellicht daarom was hij niet geneigd zijn literatuur voor politieke doelen in te zetten, maar wilde hij de mens zien in zijn en in een enkel geval haar veerkracht, al loopt het niet altijd goed af. In Dr. Faustus gaat hij daarin het verst, waarbij de protagonist en de verteller het lot van een land ten prooi aan dwaling en leugen vertellen. Vrouwen spelen daarbij geen rol, tenzij voor de stalwarmte en dat valt na afloop wel op. In die zin kan men het oeuvre van Louis Couperus best wel meer aandacht besteden, net omdat die net wel vrouwenportretten heeft weten neer te zetten en ook met het probleem opgezadeld zat met zijn geaardheid om te gaan.

 

Kan men voor de vrouwen wier portret in dit boek van Margreet den Buurman sympathie opvatten, dan is het niet vanzelfsprekend enige voorkeur uit te spreken, net omdat de rol die ze zichzelf toematen wel verschillend was. Hedwig Dohm springt er wel uit, als strijdster voor vrouwenrechten in een wereld die er vooralsnog niet wakker van ligt en waar vrouwen uit de hogere klassen best tevreden zijn met hun situatie. Dohm had de andere kant ook gezien en wist dat onderwijs en beroepsleven te beknellend waren voor vrouwen die niet met een gouden lepel geboren waren. Katia Mann en Erica Mann hadden die luxe wel en toch blijken ze op hun manier aan de weg te timmeren. Ida Boy-Ed en Agnes Meyer waren buitenstaanders, stonden buiten de familiekring van Thomas Mann, maar hadden grote betekenis voor hem, Ida boy-Ed aan het begin in Lübeck, Agnes Meyer in de late jaren van Thomas Mann, de Lübeckse bemoederde hem, Meyer wilde meer zijn dan hij haar toestond, maar er was wellicht meer dan vriendschap. Welke schaal hebben we daarvoor ter beschikking, al zeker geen wetenschappelijk gevalideerde.

 

Wie de wereld van de vrouwen rondom Thomas Mann betreedt, komt tot de vaststelling dat straffe madammen geen hedendaagse uitvinding zijn. Cultuurhistorisch onderzoek maakt duidelijk dat clichés over huisvrouwen die hun man aan de leiband houden, wat voor die mannen zelf ook wel eens heilzaam kon zijn. In de kringen van Thomas Mann en Katia Mann is de relatie tussen man en vrouw niet meer gebaseerd op ancestrale overleveringen, maar toch, Hedwig Dohm ging al verder, lijkt het. Misschien gaat het over graden van tolerantie voor afwijkend gedrag. Gelijkwaardigheid wordt niet gegeven overigens, maar dient afgedwongen, opgeëist, gelegitimeerd oor daden. Erika en Klaus Mann konden verder gaan in een wereld die na het desaster van de Grote Oorlog aan samenhang had verloren. Creativiteit kon mensen kansen bieden, die voorheen niet verwacht werden. Hedwig Pringsheim was de gastvrouw, die in het huis van haar man zorgde voor schittering en brille, maar ze genoot er ook zelf van. Echter, pas in Argentinië en na terugkeer, lijkt ze haar eigen positie bevestigd te weten. En Katia Mann had enkele moeilijke jaren, mogelijk als gevolg van foute diagnoses omtrent tbc, maar het leverde wel De Toverberg op, waaraan ze middels haar brieven aan bijdroeg.

 

Er valt nog meer  cultuurhistorisch onderzoek te verrichten, want toen ik als student uit curiositeit artikelen las over vrouwenstudies, merkte ik er aan de ene kant zeer goed onderbouwde bronnenstudies verschenen en thematische heroverwegingen van bestaand historisch onderzoek. De plaats van vrouwen in de geschiedvorsing blijft moeilijk, wellicht omdat we wel eens vergeten dat het niet enkel gaat om de grote dromen, visies, maar ook om hoe gezinnen functioneren. Kraamkoorts werd gevreesd, maar rond 1900 bleek dat al minder bedreigend, dankzij artsen als Koch en Pasteur, maar vaak waren gynaecologen zelf de bron van besmetting, bij gebrek aan respect voor hun patiënten. Zelfbeschikkingsrecht, emancipatie, het blijft het onderzoeken waard en dan vormen gedegen biografieën zeker toegangen tot al die vrouwenlevens en tot een meer doordachte kijk op het maatschappelijke bestel. Wellicht had precies Thomas Mann dat begrepen, dankzij de vrouwen om hem heen.

 

Bart Haers

 

Reacties

Populaire posts