Thomas en Heinrich Mann, broeders en tegenstanders


Bühne


Representatie versus
 de revolutionaire geest
Broeders in de kunst, tegenstanders in de geest*




Waarom nog “Der Untertan” van Heinrich Mann lezen? Wat met Dr. Faustus van Thomas Mann? Het heeft wel degelijk belang, op enig niveau van onderzoek en reflectie te weten dat zowel Thomas als Heinrich Mann niet alleen broeders waren, die met elkaar vaak in onmin leefden maar toch weer een verstandhouding kenden. Het gaat voor hen beiden een leven lang om het besef iemand te zijn uit een familie met een stamboom, in Lübeck. Het invullen van hun roeping was voor Heinrich nog een confrontatie met de vader, voor Thomas jaren van de tijd verbeiden. Toch liep hun weg niet via het formele onderwijs, normaal de toegang tot het goede leven, maar via zelfstudie kon Heinrich wel zijn biografie van Hendrik IV van Frankrijk schrijven. Wat hem dreef, vindt men in een andere toonaard bij Thomas terug in Dr. Faustus, het geloof in wat mensen vermogen, al dan niet met de hulp van Mefisto.

De oorsprong van de rivaliteit heeft volgens Margreet den Buurman te maken met de pogingen van de beide jongemannen niet om ondanks hun levenspad toch zijn postume goedkeuring te krijgen. Thomas werd voor   Heinrich wel de oordelende instantie, zoals toen die zijn vader ontgoochelde door het pad naar de Parnassus op te gaan tijdens het leven van de vader.  Heinrich werd dan maar op studiereis werd gestuurd in Petersburg en vervolgens in Dresden in de leer ging voor de boekhandel. Maar Heinrich zou schrijver worden. Tuberculose zorgde voor een geluk bij een ongeluk, want Heinrich diende zich aan de dienst in het laagland te onttrekken en begon aan een Italiaanse reis. Thomas Mann zou evenmin het gymnasium afwerken, maar na de dood van zijn vader diende hij te wachten op zijn deel van de liquidatie van het handelshuis in Lübeck. In München, waar zijn moeder ging wonen met Thomas, Lula – ofte Julia – en Carla, waar ook Victor, de allerjongste mee opgroeide, kon het niet echt goed gaan met de kinderen Mann, omdat zij het grootse huis in Lübeck, met personeel niet konden vergeten.

Afgezien van het avontuur voor een nationalistisch tijdschrift, waar Heinrich en vervolgens Thomas werkten als redacteur voor “Das zwantigsten Jahrhundert – Blatter für Deutschen Art und Wohlfart”, zou Thomas zich van politiek afwenden. De toon ging hem algauw tegenstaan. Voor Simplissimus werkte hij een jaar, waarna hij zich met zijn eigen schrijverij ging bezighouden.

We weten, zoals den Buurman uitlegt dat twee broers op hetzelfde erf, dat van de literatuur met name, niet altijd goed werkt. Maar wanneer Thomas in 1903 een meer dan behoorlijk succes haalt met zijn roman De Buddenbrooks, zal Heinrich dat niet zo prettig vinden, zal zelfs proberen de aanstoker van het succes te zijn geweest. Toch had Heinrich de jonge Thomas – toch 4 jaar jonger – als puber de duvel aangedaan door diens schrijfsels af te breken in een recensie. Het belang van de twist tussen Heinrich en Thomas blijkt op het eerste zicht van literair belang gespeend, want broers kunnen al eens met elkaar in de clinch gaan. Rivaliteit zoals Kaïn en Abel die ervoeren, tegenover God, voelden beide broers niet tegenover hun vader, lijkt het, maar de levensweg van Thomas Mann, de verloving met Katja Pringsheim, het huwelijk en hoge welstand waarin ze konden leven, waar ook hun kinderen van genoten, was in wezen de verderzetting, kan men stellen, van het huishouden in Lübeck. Overigens koos de zus van Thomas en Heinrich zelf ook voor een goed huwelijk. Heinrich zelf koos voor de bohème maar diende beroep te doen op zijn broer om de dagelijkse kosten van het leven te verslaan. Koos Heinrich voor vrouwen uit andere milieus, terwijl Thomas en Julia net probeerden op stand te leven, dan zorgde dat voor na-ijver vanwege Heinrich, maar die kon het niet maken, gezien zijn linkse sympathieën dezelfde weg te kiezen. Om kort te gaan, de relatie tussen Thomas en Heinrich, waarbij Thomas als de jongere broer, toch in de positie van de vader leek te passen en die rol ook ging aannemen, was voor alles en maatschappelijk gebeuren. De discussie over de wereldoorlog en het essay van Thomas “Betrachtungen eines Unpolitischen” waarin deze nadenkt over de cultuur, als een Duits begrip, waarin het burgerdom geen politieke categorie is terwijl de Franse civilisation net wel uitgesproken politiek is, uit zich in verschillende opvattingen over schrijverschap. Voor Heinrich betekende schrijverschap schaven aan de wereld zoals die is om er een idealere uit te boetseren, voor Thomas komt het erop te laten zien wat er is, het kwade en boze, inhumane, maar ook dat wat mensen drijft en boven zichzelf doet uitstijgen. Het engagement van Heinrich valt Thomas zwaar omdat hij daardoor de literatuur, de kunst dienstbaar maakt aan een politiek doel.

De “Betrachtungen” heeft Thomas Mann zich later wel verweten, maar tegelijk kwam hij in dat essay wel verder dan een tegenstelling tussen de Duitse Kultur en de Franse Civilisation. Heinrich vond dat men als kunstenaar niet afzijdig, onzijdig naar de dingen die gaande zijn, kan kijken, onbewogen ook. “De Onderdaan” van Heinrich, waarin die de Wilhelminische imperiale droom aan de orde komt, laat zien hoe excessieve aanhankelijkheid aan een idee of troon kan ontaarden. Toen ik het boek las, was ik getroffen door de fataliteit die Heinrich Mann zijn held, Diedrich Hessling ten onder laat gaan, net omdat de roman geschreven is voor de oorlog echt begonnen was. De held geloofd dat hij alles voor Duitsland en de Keizer overhebben zal, maar probeert aan alle mogelijke verplichtingen inclusief de legerdienst te ontkomen. Moed? Kan wel, maar als het niets kost en enige faam meebrengt. Door zijn ambigue houding verliest Diedrich niet enkel richting, hij loopt verloren in de politieke verwikkelingen, helpt zelfs een linkse kandidaat om lid te worden van de Rijksdag. Heeft Heinrich Mann hier een bepaald burgerlijke karikatuur op laten draven, dan zal men erkennen dat hij niet blind was voor de houding van mensen die hun ego niet zelf leven kunnen inblazen. Spotte hij met het Wilhelminische Duitsland? Het was volgens Margreet den Buurman een reden voor Thomas om zijn positie omtrent de oorlog te bepalen en die vond Duitsland en de Duitse samenleving best het verdedigen waard. Het gaat dan niet om een militaire verdediging alleen, wel om de levensvormen die hij voor Duits hield, die ook gelinkt waren aan zijn vader, wijlen zijn vader, die zelf ook een estheet was.

Het moet ons doen nadenken over de wereld waarin Thomas en Heinrich leefden, na hun Italiaanse verblijf evenwel liep dat steeds meer uit elkaar omdat hun visie op literatuur en op de samenleving zich steeds verder van elkaar verwijderde. Het huwelijk van Thomas Mann, die op dat moment toch wel al enige roem verworven had dankzij de Buddenbrooks, met een dochter van een universiteitsprofessor, een wiskundige en erfgenaam van een magnaat uit Silezië, maar ook van een vrouw wiens moeder in Berlijn de emancipatie van vrouwen ter harte nam en er ook de conservatieven mee schoffeerde. De Pringsheims waren niets meer en niets minder een grootburgerlijke familie, die in het maatschappelijke leven aanzien had en deel had aan de culturele evenementen in München en Beieren. De broer van Katja, de bruid zou in die tijd van verloving en huwelijk in Argentinië ernstige problemen krijgen, maar hij was dan ook wellicht een evenknie van Christian, de broer van Thomas Buddenbrook. Ook Heinrich tendeerde al jong naar een meer vrij leven.  Het probleem blijkt te zijn dat Heinrich zijn vroegere recalcitrante gedrag tegen de vader en het milieu waartoe die behoorde bleef handhaven, ook in de keuze van zijn geliefden. In de roman “De Buddenbrooks” vindt Johann junior op zeker ogenblik een bloemenverkoopster meer dan aardig, wat in die tijd niet helemaal onbekend is. Thomas huwt na een reis met een Amsterdamse miljonairsdochter, toch een beetje zoals de moeder van Thomas en Heinrich met Braziliaanse wortels exotisch blijkt in de Hanzestad Lübeck, zo zal Thomas Mann huwen met Katja Mann, de dochter van een universiteitsprofessor en erfgenaam van een spoorwegmagnaat die in Silezië fortuin maakte.

Hier ziet men iets wonderlijks gebeuren, want Thomas Mann zet veel in op een huwelijk met de zeven jaar jongere Katja, die in een befaamd stadspaleis woont en zelf, ondanks de problemen vrouwen op de weg gelegd, aardig beslagen te zijn in wis- en natuurkunde, is zelf geen briljant gymnasiast geweest en heeft geen hoger onderwijs genoten. Maar zijn succes met de roman de Buddenbrooks weet Thomas toch een adelbrief voor te leggen. De familie zal Thomas en Katja passend en op stand huisvesten, waarbij (schoon-)moeder en dochter meermaals per dag per telefoon communiceren, waarbij elektrische verlichting – in de Arcisstrasse ook wel als ultramodern geldt. Het verschil tussen de twee broers blijkt dan stilaan ten top te rijzen, want Heinrich bekend zich geleidelijk tot de SPD en zal na WO I ook die partij blijven steunen. Problemen rond stand gebonden keuzen blijven, naast de politieke plaatsbepaling voor beide broers geleidelijk onoverkomelijk.

Voor ons is veel van wat beide broers literair en levensbeschouwelijk aan de orde stelden niet meer zo pregnant, omdat ideologische discussies over mens en samenleving dan wel nieuw leven kregen ingeblazen, we voelen er niet het pregnante karakter van. Thomas Mann schrijft literatuur waarin de mens verschijnt zoals hij hen ziet, zoals wij die ook wel zien, maar niet altijd aanvaarden, zonder opsmuk maar ook zonder mensen af te kraken. Zijn romans en reflecties weigeren ertoe te strekken een mensbeeld idealiter voor te stellen, terwijl Heinrich net zoekt naar een werkwijze om de wereld te laten sporen met het ideaalbeeld, waarbij armoede en onrecht van de baan zouden zijn. Het socialisme krijgt in Duitsland, dat vrij snel economisch en industrieel ontbolsterd vanaf 1860 en de oprichting van de tolunie, van het Keizerrijk in 1870 (snel) een plaats in de Reichstag en andere assemblees en er ontstaat discussie over hoe men het welzijn van vooral arme mensen kan verbeteren. Het is van belang te begrijpen dat Thomas Mann en zijn generatie een tijd beleefden waarin oude zekerheden snel verkruimelden en er niet altijd nieuwe in de plaats kwamen.  De Buddenbrooks vertelt dan wel de neergang van een familie, het Duitse keizerrijk was bezig aan een stormachtige ontwikkeling, waaraan overigens ook de oude regeringskringen niet zo heel veel verdienste hadden, want het ging om de werkzaamheden van mensen als de te jonggestorven Mann, vader van, om de familie Klamroth, die in Halberstadt uitgroeide tot een breed vertakt bedrijf in landbouwgoederen, zaden en machines. We horen ook de familie Pringsheim te vermelden, maar ook talrijke anderen, die we niet kennen. Het ondernemerschap lag aan de basis van de snelle economische groei, de militaire groei, die ook onmiskenbaar is, net als het nationalisme, waaraan Thomas en Heinrich Mann ook enige tijd deelhadden, waren een antwoord op de uitdagingen van de tijd, de handelsondernemingen en de industriële uitbouw van het Ruhrgebied en Silezië, de bouw van spoorwegen en de bouw van schepen. Het valt altijd moeilijk een tijdsgewricht vast te pinnen op een kenmerk, want dan dreigt men onderliggende evoluties uit het oog te verliezen. De groei van de chemische industrie vanaf ongeveer 1890 zal ook in Duitsland voor grote transformaties zorgen, maar die ontwikkelingen zien we enkel in onze huisapotheken, de benodigdheden voor het tuinonderhoud en uiteraard in de keuken. Op te merken valt dat Thomas Mann nu net die contradictie in zijn eerste grote roman aan de orde stelde. Heinrich Mann kan in der Untertan niet anders dan die opportuniteiten voor zijn held aangeven, maar de man meent door zijn dienst aan het Vaderland opofferingen te moeten brengen terwijl hij het vaderland beter zou dienen door zijn dagelijkse leven goed op orde te houden en professioneel enig succes te boeken ware evenzeer verkieslijker.

Via deze toegangen kan men ook beter inzicht krijgen in wat beide auteurs, elk op hun eigen manier, vertegenwoordigen in het Duitse publieke leven. Opvallend was dat het politieke na de hervormingen aan het begin van de negentiende eeuw onder leiding van Stein vom und zu Stein en Hardenberg niet leidde tot een open samenleving, omdat in het Duitse gemenebest een scherpe tegenstelling ontstond tussen het politieke, dat bij de politieke elite beruste en het maatschappelijke, waar de burgerij eigen wegen ging. De mislukte revolutie van 1848 en het falen van het Parlement van Frankfurt in 1849 droegen er verder toe bij dat in Duitse intellectuele kringen de impuls ontbrak zich met de grote landspolitiek in te laten. Zoals Christopher Clark beschreef in “het IJzeren Koninkrijk” leefde die politieke elite, leefde ook de keizer in een wereld die ver stond van de cultuur van de burgers en grootburgers.

De broers Mann zouden beiden merken dat het politieke bedrijf in Berlijn een ambtelijk bedrijf was en men hield zich aan de richtlijnen van hogerhand, aan administratieve normen. De ondergang van de Buddenbrooks had dus plaats op een ogenblik dat anderen, zoals de Klamroths hun onderneming tot een hoger bereik wisten op te voeren, niet altijd zonder moeilijkheden. Het betekende massatewerkstelling, iets wat in de huiselijke kring van de Manns ondenkbaar was, want men kende de mensen die voor de zaak werkten, als verknochte leden van de clan. Het bedrijfsleven nam een omvang, die sinds de afbouw van de kolen- en staalindustrie nog nauwelijks te bevroeden valt. Maar dat was een andere soort onderneming dan wat de Manns kenden. Het grootburgerlijke ethos, waarbij men de indruk hoog hield dat de res publica vooral belangen, hun belangen dienen zou, zonder dat ze zich er zelf dienen mee in te laten, omdat de oude conservatieve adel nog steeds de laken uitdeelde in Berlijn en de lidstaten, zou in Wereldoorlog I mee met dat keizerrijk ten onder gaan. Het socialisme sloeg wel aan, maar had geen grote invloed op het landsbestuur, waarna Kautsky en andere partijcoryfeeën zich inlieten met breed uitgesponnen discussies, wachtend op het moment dat de revolutie zou komen. Ook deze mensen, hoogleraren en goed opgeleide partijmensen, waren ondanks een cultuur van populisme, grootburgers. Heinrich Mann kon dus best wel aansluiting vinden, zonder zich tot her arbeiderisme te bekennen. Het feit dat hij voor een mesalliance niet terugschrok, had te maken met oude rancune, maar ook met zijn visie op het eigen leven, een zich ontvoogden van de fatsoensnormen. Thomas koos integendeel, op het oog, voor een goedburgerlijk huwelijk, maar bij nader toezien, gezien de gebeurtenissen en de positie van zowel Alfred Pringsheim en ook van de moeder en grootmoeder, Hedwig Dohm en Hedwig Schleh, oorspronkelijk Schlesinger, die elk op hun manier niet per se behoren tot het gewone stof waaruit burgers gemaakt werden. Het feit dat Thomas Mann en Alfred Pringsheim elkaar vonden in hun verering voor Wagner, de man van de alles overweldigende totaalkunst, maar ook een antisemiet zonder veel terughoudendheid, maar wel bevriend met joodse kunstenaars en ondernemers, stelt ook het beeld scherper. Burgerij en kunsten, het blijft een merkwaardige combinatie, die vooral de kunsten ten goede konden komen, als de mecenassen zich wat excentriciteit lieten en laten aanleunen.

Was het Thomas Mann dan alleen te doen om het fortuin van de familie – wat de familie wel vreesde? Hij wilde, net als zijn zuster, Julia wel degelijk terug op stand leven, maar voor een schrijver, zelfs de schrijver van de Buddenbrooks was dat wellicht geen evidentie. Men kan vaststellen dat Thomas Mann de familiale bemoeienissen van zijn schoonouders, bij de inrichting van hun huis en buitenhuis liet aanleunen, maar omgekeerd kan men ook vaststellen dat zijn literaire productie, onder meer Dood in Venetië en later De Toverberg, hen ook wel niet onwelgevallig waren.

Kwam de vraag over de plaats van de schrijver in de samenleving en op de politieke scène al aan bod, omdat men nu eenmaal niet om de Betrachtungen heen kan, dan moet men zich toch afvragen of Thomas Mann echt wel zo vijandig stond tegenover een literair activisme, alleen, denk ik, vond hij dat de politieke strijd zoals die zich in Duitsland sinds de Reichsgründung had afgespeeld en waarbij, zoals Christopher Clark beschrijft de elite ver af is komen te staan van wat de middenklasse en het volk ervaren heeft en voortbrengt inderdaad geen literaire werving verdroeg, want dat gaat ten koste van de literatuur. Nu heeft Heinrich Mann wel degelijk, met zijn bijdragen de literaire zeggingskracht in ere weten te houden.

Het komt ons vreemd voor dat broers veel brieven schrijven aan elkaar, maar in een tijd waarin de telefoon nog moet doorbreken en afstanden zoals die tussen München en Berlijn overbruggen met Daimler toch nog wat tijd vergde, vormen brieven te ideale drager van boodschappen. Weten we dus veel over vroegere generaties, dan omdat brieven en brievenpost toen cruciaal was voor het maatschappelijke leven. Dagboeken overigens hebben ook het nodige geopenbaard over dit conflict en andere gebeurtenissen. Het conflict belangt de cultuurhistoricus aan omdat we ons als burgers niet zomaar aan het politieke kunnen onttrekken, zoals zal blijken in de jaren ’20, waar het volk zich wel zal gaan moeien met de politiek, of beter met de machtsstrijd. Thomas Mann zal dan ook afstand nemen van de Betrachtungen, maar niet van de idee wat literatuur nu wel vermag. Het gaat dan immers over het uitdrukken van wat mensen kunnen denken, zonder dat de auteur zelf ook pleitbezorger hoeft te zijn van wat zij zeggen. Maar doet Heinrich dat wel? Zoals Margreet den Buurman aangeeft zou Heinrich de tekenen des tijds beter lezen, anders lezen dan Thomas in de jaren voor Hitler de macht in handen gespeeld kreeg. Heinrich werd ook een aanhanger van de Europese Gedachte, zoals ook Hannah Arendt die al voor WO II ging overwegen en uitdragen, waarbij ze tijdens de Franse jaren, na 1933, mee bijdroeg aan de vestiging van Europese joodse mensen, vooral jonge mensen, in Palestina. De Europese gedachten had te maken met de vrees voor een nieuwe oorlog tussen Frankrijk en Duitsland. Heinrich had al lang zijn toevlucht gezocht in Nice en zijn fortuin in veiligheid gebracht, want jawel, Heinrich was dan lang niet zo goed voorzien als Thomas, arm mocht men hem niet noemen – wat na zijn vlucht naar de VS wel anders werd, want toen kon hij niet zo gauw zijn bankrekeningen verschuiven. Thomas bleef tot 1933 met zijn vrouw en jongere kinderen in München, maar zou tijdens een lezingenreeks in Amsterdam en Parijs de raad krijgen niet terug te keren. Via Zuid-Frankrijk en Zwitserland trok hij naar de VS, om in Californië te blijven tot de senaat begon te ageren tegen on-Amerikaanse activiteiten. Hij keerde niet naar Duitsland terug, wat hij in 1949 in een open brief met argumenten onderbouwde. In 1947 had hij al met Dr. Faustus een analyse gebracht van de knieval van de Duitse middenklasse voor Hitler. Daarin is hij op het oog nog altijd de afstandelijke beschouwer, maar zijn roman gaat toch over wat het politieke betekende in het dagelijkse leven, als het allemaal misgaat.

Het ging om meer dan een misverstand tussen de twee broers, want literatuur die de politiek of een ideologie moet dienen, kan gemakkelijk vervellen tot loze frasen en zoals het Jezuïetentoneel in de slechtste verschijningsvorm voos blijken. Overigens verdedigde Thomas Mann, zich zo afkerend van een ideologisch gefundeerde literaire opvatting, zelf uiteraard ook weer een ideologisch raamwerk, waarin burgers hun alibi vonden zich niet met het politieke in te hoeven laten. Het feit dat Thomas Mann het essay liever vergat, nam niet weg, heb ik de indruk dat hij net in de Toverberg in de discussie tussen Settembrini en Naphta dat vraagstuk heeft onderzocht. In de figuur van Pieter Peeperkorn zien we de vleesgeworden zelfgenoegzaamheid optreden, waarbij Hans Castorp na een eerste fascinatie verbijsterd raakt over hoe hij, Pieter Peeperkorn met volkomen onbeduidende uitspraken alles en iedereen overweldigen kan. De verleiding van het charisma, wat gegeven de omstandigheden waarin het boek verscheen, 1924, de onvoorstelbare inflatie in Duitsland en de bezetting van het Ruhrgebied door Frankrijk en België, toch wel opmerkelijk moet heten. Anderzijds valt het natuurlijk ook op dat we dergelijke iedereen van de sokken blazende figuren wel zeker ontmoeten, waarbij naderhand nog nauwelijks duidelijk is waarom we ons van de sokken lieten blazen.

Het mens- en wereldbeeld van Thomas Mann kantelt in de jaren na WO I, het geloof in de Kultuur gaat niet aan het wankelen, wel eerder het geloof dat mensen van stand controle kunnen hebben over de dingen en de situatie kunnen herstellen. De grootburgerlijke Mann zal in 1936 zeggen dat waar hij is, Duitsland is, een ambassadeur voor het Duitsland dat de Nazi’s met voeten traden. Het kostte Thomas Mann een hard gevecht waarbij Erika en Klaus, die beide zelf actief waren, zeker van 1933 af in de Exil-literatuur hun vader dwongen zijn positie duidelijk te bepalen, tegen Hitler natuurlijk. Mann wilde zijn eigen belangen en die van zijn uitgever niet nodeloos in het gedrang brengen maar uiteraard kan het na de afkondiging van de Rassenwetten van Neurenberg niet anders meer, gegeven de afkomst van de Pringsheims, al kan niet gezegd worden dat ze nog deelhadden aan het Joodse gemeenschapsleven. Voor de nazi’s evenwel was zowel het gezin van Thomas Mann als dat van de Pringsheims een schandaal en het paleis aan de Arcisstrasse werd dan ook na het vertrek van Alfred Pringsheim naar Zurich afgebroken en er werd een grauwe partijcentrale gebouwd.

Men kan niet om het conflict tussen Thomas Mann en Heinrich Mann heen, maar zowel hun levenskeuzes als hun literaire visie waren uitdrukking van een nieuwe tijd. Dat men activistische literatuur kan schrijven die de tijd kan doorstaan, heeft Heinrich toch wel aangetoond, maar dat men zich kan bepalen tot aandachtige beschouwing van het menselijke handelen, zoals Thomas deed, geeft hem wellicht ook nu nog een grotere weerklank. “De uitverkorene” geschreven na Dokter Faustus, vertelt een oude middeleeuwse legende opnieuw over een man die in zonde leeft met zijn moeder en uiteindelijk na lange jaren van extreme boetedoening paus wordt. Uit het kwaad komt (soms) het goede voort. De representant van de deugden der grootburgerij ontdekt, doorheen het leven dat zich laten voorstaan op deugdzaamheid toch ook niet veel kan brengen. Zijn kinderen noemden hem de Tovenaar, maar hoe vreemd hij ook wel eens leek, zijn visie op mens en wereld had doorheen de meer dan vijftig jaar schrijverschap een evolutie ondergaan, onder meer door zijn omgang met de tijd en de mensen waarin en waarmee hij leefde. De conflicten met zijn broer beletten niet dat hij deed wat nodig was in hoge nood, zoals tijdens het Amerikaanse verblijf. Werd hij een humanist? Al voor 1936 was hij daartoe gekomen, want politieke gebeurtenissen kon hij net zo hard analyseren, net omdat de Kultur bij hem zo zwaar woog.

Bart Haers

Dit essay ontstond uit de lectuur van het boek van Margreet den Buurman, Thomas en Heinrich Mann. Diplomaat-schrijver contra schrijverschap als politiek wapen. Uitgeverij Aspect 2019.

* dit stuk verscheen net in het tijdschrift Bühne, Literatuur en cultuur 12. 

  







Reacties

Populaire posts